Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

 

Artikel 21
1
Jaarlijks binnen drie maanden na afloop van het boekjaar maakt de directie een jaarrekening op en stelt een verslag van werkzaamheden vast.
2
De jaarrekening wordt vastgesteld door de raad. Zij behoeft de goedkeuring van Onze minister en van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
3
De jaarrekening voldoet aan het bepaalde daaromtrent in titel 9 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek met uitzondering van de artikelen 392 en de bepalingen welke een in aandelen verdeeld kapitaal van de vennootschap veronderstellen. Het verslag van werkzaamheden omvat in ieder geval mededelingen omtrent het gevoerde beleid gedurende het boekjaar, alsmede omtrent de doelmatigheid en doeltreffendheid van de werkwijze van het Bureau.
4
De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een door de raad aangewezen accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek alsmede van een opgave van de gebeurtenissen na de balansdatum met belangrijke financiƫle gevolgen voor het Bureau, onder mededeling van de omvang van die gevolgen. Voorts gaat de jaarrekening vergezeld van een beoordeling omtrent de rechtmatigheid van de uitvoering van de bij of krachtens deze wet gestelde bepalingen, alsmede van de bij of krachtens het Burgerlijk Wetboek en de Wet op de jeugdzorg gestelde bepalingen, voor zover deze worden uitgevoerd door het Bureau. Bij de aanwijzing van de accountant wordt bedongen dat aan Onze minister of Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op diens verzoek inzicht wordt geboden in de controlewerkzaamheden.
5
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze waarop de beoordeling van de rechtmatigheid, bedoeld in het vierde lid, plaatsvindt.
6
De raad zendt de jaarrekening, het verslag van werkzaamheden en de stukken, bedoeld in het vierde lid, binnen vier maanden na afloop van het boekjaar toe aan Onze minister en aan Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Onze minister kan deze termijn in bijzondere omstandigheden verlengen, doch ten hoogste met zes maanden.
7
Binnen acht dagen na de goedkeuring maakt het Bureau de jaarrekening openbaar door terinzagelegging op het kantoor van het Bureau. Van de terinzagelegging wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. De directie ziet erop toe dat aan een ieder die daarom verzoekt, inzage wordt verleend in de in het eerste lid genoemde stukken, en een volledig of gedeeltelijk afschrift daarvan wordt verstrekt tegen ten hoogste de kostprijs van het maken van zodanig afschrift.
8
Artikel 139 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de directie en, voor zover het betreft de jaarrekening, ook ten aanzien van de raad.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •